VEH: huiseigenaren onnodig verplicht tot aanschaf warmtepomp

Bijna 2,5 miljoen huiseigenaren worden ten onrechte verplicht een warmtepomp aan te schaffen als de plannen van het demissionaire kabinet doorgaan. Dat stelt de Vereniging Eigen Huis (VEH).

Huiseigenaren moeten vanaf 2026 een hybride warmtepomp kopen zodra hun cv-ketel aan vervanging toe is. Om te bepalen welke woningen onder deze verplichting vallen, heeft de overheid onderzoek laten doen. Maar volgens de belangenorganisatie van woningbezitters zijn daarin de inflatie en de onderhoudskosten niet meegewogen en gaan de onderzoekers uit van onrealistische aannames over het gemiddelde gasverbruik van verschillende woningen.

Volgens demissionair minister Hugo de Jonge van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening verdienen warmtepompen zich in de meeste gevallen binnen zeven jaar terug. In het VEH-onderzoek staat echter dat dit voor bijna 2,5 miljoen woningen veel langer gaat duren. Als inflatie, onderhoudskosten en de reële warmtevraag worden meegerekend, zou het gaan om een periode van gemiddeld 9,5 jaar.

“Als huiseigenaar word je geacht een flinke investering te doen van zo’n 5000 euro. Dan moet deze verplichte investering wel gebaseerd zijn op een reële thuissituatie en niet op een papieren werkelijkheid”, zegt VEH-directeur Cindy Kremer. “Anders word je onterecht verplicht een warmtepomp aan te schaffen.”

Lenen

Uit het onderzoeksrapport van de VEH blijkt ook dat de verplichte aanschaf van een warmtepomp nadelige gevolgen kan hebben voor de financiële buffers van huiseigenaren als zij het geld daarvoor moeten lenen. Voor een renteloze lening van het Warmtefonds mag het inkomen niet hoger zijn dan 60.000 euro.

Volgens de VEH zijn er zo’n miljoen huiseigenaren die ongeveer zoveel verdienen. Als zij een lening met rente moeten afsluiten, gaan zij er financieel op achteruit. Om de financiële risico’s voor deze groep te beperken, pleit de organisatie voor een verhoging van de subsidie.

Huiseigenaren kunnen prima zelf bepalen of een warmtepomp een goed alternatief is voor hun woning, stelt de VEH. Door de aanschaf te verplichten, worden individuele thuissituaties straks over het hoofd gezien, vreest de vereniging.

Bron: ANP

Vernieuwde kennis in ISSO Kleintje Ventilatie legt focus vol op woningbouw

Na een periode waarin ventilatie en binnenklimaat door de coronapandemie dagelijks in het nieuws waren, is het nu een stuk rustiger rond deze onderwerpen. Voor ISSO was dit het juiste moment om het vernieuwde Kleintje Ventilatie uit te brengen. De kennis focust zich volledig op ventilatie in woningen en woongebouwen. De gebundelde kennis biedt de professional de laatste inzichten voor ontwerp, realisatie, beheer en onderhoud van ventilatiesystemen.
Ventilatie en daarmee het verversen van de binnenlucht in een woning is een voorwaarde voor een comfortabel en gezond binnenklimaat. Vooral nu we woningen steeds beter luchtdicht maken, is het cruciaal om vervuilde binnenlucht, door de aanwezigheid van personen, vocht, stof, geurtjes en emissies uit bouwmaterialen, in voldoende mate af te voeren en te verversen. “De laatste tijd heeft onze branche er nieuwe inzichten en regels bij gekregen, en die wilden we graag in dit Kleintje verwerken”, vertelt Noortje Alders, kennisontwikkelaar bij ISSO. “Daarnaast is een wijziging van de regelgeving aanstaande, waar we met deze actualisatie meteen op inspelen.”

Aansluiten bij de Bbl

Als alles volgens planning verloopt, treedt op 1 januari 2024 de Omgevingswet in werking en daarmee ook het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). “Met het geactualiseerde Kleintje Ventilatie hebben we daarop geanticipeerd”, zegt Alders. “Waar dat nodig was, hebben we de eisen en regels zodanig aangepast en opgeschreven dat zij aansluiten bij de eisen die het Bbl hanteert. Het gaat bijvoorbeeld om de indeling van de artikelen, waardoor de gebruikers van het Kleintje straks gemakkelijker en sneller kunnen werken in onder meer de programma- en ontwerpfase.”

Gevaren van fijnstof

Daarnaast is de informatie in het Kleintje zodanig bijgewerkt waardoor deze nu aansluit bij enkele nieuwe kwaliteitseisen en praktijkrichtlijnen. “Een van die kwaliteitseisen is opgesteld naar aanleiding van een onderzoek door TNO naar kookafzuiging. Bij koken, en vooral bakken, komt relatief veel fijnstof vrij. Om te zorgen dat fijnstof geen gezondheidsproblemen veroorzaakt, is voldoende ventilatie in en rondom de keuken een belangrijke voorwaarde. Sowieso is fijnstof een vervuiling waarover de laatste jaren steeds meer bekend is en die op plekken in ons land – langs snelwegen, nabij industrie en in de buurt van veehouders, maar bijvoorbeeld ook door houtstook – bij mensen tot aanzienlijke problemen kunnen leiden. In sommige situaties is filtering van buitenlucht een serieuze optie.”

Nieuwe praktijkrichtlijnen

“Naast de aanbevelingen van TNO laten we ook twee belangrijke praktijkrichtlijnen aansluiten bij de inhoud van het Kleintje Ventilatie”, gaat Alders verder. “Het gaat om het Programma van Eisen (PvE) Gezonde Woningen en de Aedes Woningventilatie PvE. Beide richtlijnen bevatten bruikbare en waardevolle aanwijzingen voor een goed presterend ventilatiesysteem.” Daarin gaat het niet alleen om eisen aan bijvoorbeeld ventilatiehoeveelheden, maar ook om geluid en luchtdoorlatendheid. Ook onderhoud is in de beide PvE’s een belangrijk aandachtspunt. Om die reden krijgen beheer en onderhoud in dit Kleintje veel aandacht, met onder meer een uitgewerkt onderhoudsplan en een beschrijving van de verschillende onderhoudsactiviteiten.

Denk aan spuivoorzieningen

“De coronapandemie had veel invloed op de wijze waarop we naar ventilatie en binnenklimaateisen kijken. Maar die invloed is met name belangrijk voor kantoren en andere gebouwen. In de woning is het gevaar van een coronabesmetting niet zo zeer kleiner, maar de risico’s zitten daar in het private domein. Dat laat onverlet dat je ook in de woning de risico’s zo klein mogelijk wil maken. Daarvoor zijn mogelijkheden om voldoende te kunnen spuien essentieel. In het Kleintje Ventilatie geven we aan dat de professional al bij het ontwerp goed naar die spuivoorzieningen moet kijken.”
Het nieuwe Kleintje Ventilatie is verkrijgbaar via ISSO Open.

Verduurzaming blokverwarming: hybride of all-electric?

Zo’n 600.000 woningen worden verwarmd met een blokverwarming. Door het verplicht verdwijnen van de 1-op-1 ketelvervangingen vanaf 2026, is het bij de verduurzaming van blokverwarmingen in woon- en zorgcomplexen vaak de vraag: ‘Kunnen we niet in een keer van het aardgas af met warmtepompen?’ Jelle Fokkema (Energy Bridge) geeft je in deze Expertpost het antwoord.

Laten we beginnen met de constatering dat er niet één ideale oplossing is om een blokverwarming te verduurzamen. Elk gebouw is uniek door het ontwerp, het gebruik en de ligging. Ook zijn er vaak in de loop der jaren allerlei aanpassingen doorgevoerd, zoals dubbelglas of dakisolatie. Bij de overweging om geheel of gedeeltelijk van het aardgas te gaan, geldt altijd een aantal vaste uitgangspunten. Daarmee kunnen we een groot deel van de oplossingen standaardiseren, terwijl er een specifieke oplossing nodig is voor een kleiner deel van de gebouwen. Zo maken we het voor woningcorporaties, VvE’s en zorginstellingen makkelijk om bij een vervangingsmoment te verduurzamen.

Beperkte netcapaciteit

Een essentieel uitgangspunt is de benodigde en beschikbare netcapaciteit. Op dit moment is het lang niet altijd mogelijk om voldoende netcapaciteit te krijgen. Hierdoor kan er vaak niet voldoende warmtepompvermogen worden opgesteld om een woongebouw in één keer volledig aardgasvrij te maken. Vaak is een hybride systeem wel mogelijk, waarmee gemiddeld toch ongeveer tachtig procent aardgas kan worden bespaard.

Maximale inzet warmtepompen

De warmtevraag van een gebouw is voornamelijk afhankelijk van de buitentemperatuur. Zeer lage buitentemperaturen (lager dan -5 °C), komen gemiddeld in 0,7% van de tijd voor. Het totale opgestelde vermogen dat nodig is om een gebouw bij deze zeer lage buitentemperaturen warm te houden, zal daarom voor een groot deel van het jaar uitstaan.

In de onderstaande grafiek is een voorbeeld weergegeven voor een VvE-complex met 35 woningen en 5 warmtepompen in serie: als het vermogen van de eerste pomp tekortschiet, start de volgende. In de linker grafiek zie je van de vijf identieke hogetemperatuur lucht-waterwarmtepompen het cumulatieve opgewekte vermogen bij verschillende buitentemperaturen. Rechts staat de weergave van het jaarlijkse opgewerkte warmte bij die temperaturen.

Duidelijk is dat bijvoorbeeld bij 0 graden buitentemperatuur de eerste, tweede en deels derde warmtepomp nodig zijn om voldoende warmte te kunnen leveren. De vijfde warmtepomp is toegevoegd omdat vier warmtepompen net niet het benodigde vermogen kunnen leveren bij een buitentemperatuur van -10 graden. In een werkelijke situatie wordt deze niet opgesteld, maar komt de benodigde warmte waarschijnlijk uit de buffercapaciteit.

Met een relatief klein deel van het totale opgestelde vermogen (de eerste twee warmtepompen) kan dus al een heel groot aandeel van de totale benodigde warmte worden geleverd. Dit betekent dat deze warmtepompen veel draaiuren zullen maken en daardoor optimaal worden ingezet. Je verdient de investering voor deze warmtepompen daardoor snel terug.

Hybride

Het rendement van lucht-waterwarmtepompen neemt af bij lagere buitentemperaturen. Bij een hybride installatie wordt in dat geval bijgestookt met gas, zodat er een kleinere en daardoor goedkopere warmtepompinstallatie kan worden gerealiseerd. De gasgestookte ketels nemen het dus over op het moment dat warmtepompen het ‘slechtste’ draaien en veel elektriciteit nodig hebben. Het verschil in CO2-uitstoot tussen een all-electric warmtepompinstallatie en een hybride installatie is hierdoor zeer beperkt.

100% aardgasvrij

Op termijn wil je met het complex natuurlijk van het aardgas af. Extra isolatie biedt wellicht de mogelijkheid om 100% aardgasvrij te worden. Ook kun je wachten tot het volgende vervangingsmoment om dan nieuwe technieken te implementeren met een hogere opbrengst of beter rendement. Met de snelheid van de huidige innovatieve ontwikkelingen voorzien wij binnen vijftien jaar nieuwe mogelijkheden om de laatste tien tot twintig procent aardgasgebruik op te vangen. Denk hierbij aan nieuwe warmtepompen of biogas. Ook wordt er op termijn in de buurt misschien een duurzaam warmtenet aangelegd.

Waar voor je geld

Afrondend kunnen we concluderen dat je met een hybride installatie bij lage buitentemperaturen kunt bijstoken met aardgas, zodat er een kleinere en effectieve warmtepompinstallatie kan worden gerealiseerd. Daarmee zet je al een grote stap naar ongeveer tachtig procent aardgasvrij. Dat is op dit moment de meest realistische en rendabele oplossing om blokverwarmingen te vervangen en verduurzamen. Voor 600.000 woningen op een blokverwarming kan hiermee direct een grootschalige impact worden gemaakt.

 

Tekst en beeld: Jelle Fokkema, adviseur Duurzame Warmte bij Energy Bridge

Gasverbruik bedrijfspand omrekenen naar vermogen warmtepomp

Om het vermogen van een warmtepomp in je bedrijfspand te bepalen aan de hand van het gasverbruik, zijn er verschillende factoren die in overweging moeten worden genomen. Hier zijn enkele algemene stappen die kunnen worden genomen:

 

  1. Bepaal het gasverbruik van het bedrijfspand. Dit kan worden gevonden op de jaarlijkse gasrekening of door contact op te nemen met de energieleverancier.
  2. Bereken de energie-inhoud van het verbruikte gas. Dit kan worden gedaan door het gasverbruik te vermenigvuldigen met de calorische waarde van het gas. De calorische waarde van aardgas varieert enigszins, maar een gemiddelde waarde is ongeveer 35,17 megajoule (MJ) per kubieke meter (m³) gas.
  3. Bepaal het thermisch vermogen van de warmtepomp. Het thermisch vermogen van een warmtepomp geeft aan hoeveel warmte het kan leveren aan het bedrijfspand. Dit wordt meestal uitgedrukt in kilowatt (kW) en kan worden gevonden in de technische specificaties van de warmtepomp.
  4. Bereken het aantal kilowatturen (kWh) dat de warmtepomp per jaar nodig heeft om het bedrijfspand te verwarmen. Dit kan worden berekend door het thermisch vermogen van de warmtepomp te vermenigvuldigen met het aantal uren dat de warmtepomp per jaar actief is.
  5. Vergelijk het aantal kWh dat de warmtepomp nodig heeft om het bedrijfspand te verwarmen met het aantal kWh dat wordt geproduceerd door het gasverbruik. Dit kan een indicatie geven van de geschiktheid van de warmtepomp voor het bedrijfspand en de verwachte besparing op de energierekening.

 

Het is belangrijk op te merken dat deze berekeningen slechts een ruwe schatting zijn en dat er vele andere factoren zijn die van invloed zijn op het vermogen van een warmtepomp, zoals de grootte van het bedrijfspand, de isolatie en de buitentemperatuur. Het is daarom altijd het beste om advies in te winnen bij een professionele installateur om te bepalen welke warmtepomp het meest geschikt is voor een specifiek bedrijfspand.

Hoeveel Gas bespaar je in je bedrijfspand bij het gebruik van een warmtepomp?

De hoeveelheid gas die wordt bespaard bij het gebruik van een warmtepomp hangt af van verschillende factoren, zoals het type warmtepomp, de grootte van het bedrijfspand, de mate van isolatie en het verwarmingspatroon.

Over het algemeen kan worden gesteld dat het gebruik van een warmtepomp in plaats van een gasgestookte cv-ketel leidt tot aanzienlijke besparingen. In sommige gevallen kan de besparing oplopen tot 50-70% ten opzichte van een conventioneel verwarmingssysteem op gas.

Het precieze verbruik dat kan worden bespaard hangt af van het verwarmingspatroon en de grootte van het bedrijfspand. Een warmtepomp is het meest efficiënt wanneer deze gedurende langere perioden op lage temperatuur kan werken, bijvoorbeeld in combinatie met vloerverwarming.

Als vuistregel kan worden gesteld dat voor elke kilowattuur (kWh) elektriciteit die wordt verbruikt door de warmtepomp, ongeveer 3-4 kWh aan warmte wordt gegenereerd. In vergelijking hiermee levert een gasgestookte cv-ketel meestal ongeveer 0,9 kWh aan warmte per m³ gas. Dit betekent dat het gebruik van een warmtepomp aanzienlijk minder verbruikt voor dezelfde hoeveelheid warmte.

Besparing van geld bij gebruik warmtepomp in bedrijfspand

De besparing in geld hangt af van de energieprijs van gas en elektriciteit. Een warmtepomp verbruikt elektriciteit in plaats van gas, wat op dit moment doorgaans duurder is. Echter, doordat een warmtepomp efficiënter is dan een gasgestookte cv-ketel, kan er toch bespaard worden op de energierekening.

De exacte besparing in geld hangt af van de energieprijzen, het verwarmingspatroon en de grootte van het bedrijfspand. Over het algemeen kan gesteld worden dat de terugverdientijd van een warmtepomp ten opzichte van een conventioneel gasgestookt verwarmingssysteem tussen de 5 en 15 jaar ligt, afhankelijk van de specifieke omstandigheden.

 

 

Welke soorten warmtepompen heb je?

Er zijn vier hoofdtypen warmtepompen: lucht-lucht, lucht-water, water-water en grond-water. Elk type warmtepomp maakt gebruik van een verschillende bron van energie om warmte te produceren en te verplaatsen.

 

Hoe werkt een lucht-lucht warmtepomp?

Een lucht-lucht warmtepomp werkt door de warmte uit de buitenlucht op te nemen en deze vervolgens binnenshuis af te geven. Dit gebeurt door middel van een warmtewisselaar die de buitenlucht in contact brengt met een koelmiddel, dat de warmte absorbeert en verplaatst naar een binneneenheid. In de binneneenheid wordt de warmte vervolgens afgegeven aan de binnenlucht via een ventilatiesysteem of een warmtepomp verwarming. Hierdoor kan de binnentemperatuur worden opgewarmd zonder dat er extra energie hoeft te worden verbruikt.

 

Hoe werkt een lucht-water warmtepomp?

Een lucht-water warmtepomp werkt door warmte uit de buitenlucht op te nemen en deze vervolgens over te dragen aan het verwarmingswater van een centrale verwarming of warm water systeem. Dit gebeurt door middel van een warmtewisselaar die de buitenlucht in contact brengt met een koelmiddel, dat de warmte absorbeert en verplaatst naar een binneneenheid. In de binneneenheid wordt het koelmiddel vervolgens gecompresseerd, waardoor de temperatuur en de energie ervan toeneemt. Daarna wordt de warmte overgedragen aan het verwarmingswater. Op deze manier wordt de warmte die anders verloren zou gaan in de buitenlucht, benut om het water te verwarmen en zo het huis of andere gebouwen op te warmen.

 

Hoe werkt een water-water warmtepomp?

Een water-water warmtepomp werkt door warmte uit een bron, zoals een meer, rivier of bodem, op te nemen en deze vervolgens over te dragen aan een verwarming- of warm water systeem. Dit gebeurt door middel van een warmtewisselaar die het water uit de bron in contact brengt met een koelmiddel, dat de warmte absorbeert en verplaatst naar een binneneenheid. In de binneneenheid wordt het koelmiddel vervolgens gecompresseerd, waardoor de temperatuur en de energie ervan toeneemt. Daarna wordt de warmte overgedragen aan het verwarmingswater. Op deze manier wordt de warmte uit het waterbron benut om het verwarming- of warm water systeem te verwarmen, zonder dat er extra energie hoeft te worden verbruikt.

 

Hoe werkt een grond-water warmtepomp?

Een grond-water warmtepomp werkt door warmte uit de bodem op te nemen en deze vervolgens over te dragen aan een verwarming- of warm water systeem. Dit gebeurt door middel van een warmtewisselaar die de bodem in contact brengt met een koelmiddel, dat de warmte absorbeert en verplaatst naar een binneneenheid. In de binneneenheid wordt het koelmiddel vervolgens gecompresseerd, waardoor de temperatuur en de energie ervan toeneemt. Daarna wordt de warmte overgedragen aan het verwarmingswater.

 

Er zijn twee belangrijke systemen voor het benutten van de warmte uit de grond: horizontale en verticale grond-water warmtepompen. Horizontale systemen maken gebruik van een buizensysteem in de grond, terwijl verticale systemen gebruik maken van een dieper gelegen put. Beide systemen werken door middel van circulatie van water door de grond, waardoor warmte wordt opgenomen en verplaatst naar het binnensysteem van de warmtepomp.

 

Op deze manier wordt de warmte uit de grond benut om het verwarming- of warm water systeem te verwarmen, zonder dat er extra energie hoeft te worden verbruikt.

Circulair gebouw beheren. Hoe doe je dat en waar moet je op letten?

Circulair gebouw beheren

Wat betekent de circulaire economie voor technisch vastgoed professionals? Het circulaire denken stopt dus niet na het bouwen van een gebouw. Het gebruik en het beheer zijn net zo belangrijk. Hoe loop je voorop en wat zijn de mogelijkheden? We hebben een overzicht gemaakt met praktische mogelijkheden. Circulair gebouw beheren

We hebben met elkaar afgesproken om in 2050 een circulaire economie te zijn. Dit lijkt nog ver weg, maar er is dan ook nog een lange weg te gaan binnen de vastgoedwereld. Gebouwen zijn verantwoordelijk voor 35% van de totale CO2-uitstoot in Nederland. Onderhoud en gebruik van gebouwen doen daarnaast een groot beroep op onze grondstoffen in de vorm van energie, water, onderhoud, schoonmaak en diensten.

Definitie van circulair gebouw

Een gebouw dat met minimale inzet van virgin materials en andere grondstoffen maximale waarde creëert om op duurzame wijze te voorzien in een huisvestingsbehoefte, waarbij de gebruikte materialen hun waarde blijven behouden tijdens en na het gebruik.

Dit artikel gaat over het optimaliseren van de gebruiksfase. Kortom, hoe ga je om met het dagelijks onderhoud en verwerk je circulair beheren in het Duurzaam Meerjaren Onderhoudsplan (DMJOP)?

 

Circulaire paspoort gebouw

Jij bent als gebouwbeheerder verantwoordelijk voor het onderhoud van het gebouw. We hebben geen invloed meer op de bouw van het gebouw, maar met het opzetten van een circulair paspoort met daarin een overzicht van alle gebouwkenmerken die betrekking hebben op de circulariteit van een gebouw, kun je een goede start maken voor een circulair gebouw.

Kijk bij het opzetten van een circulair paspoort zoveel mogelijk naar bestaande standaarden, normen en labels voor duurzaamheid van gebouwen. Bij het opzetten van een gebouwpaspoort gaat het dus niet alleen over de gebruikte bouwmaterialen, maar ook over:

  • Hoe is het beheer en onderhoud geregeld;
  • Hoe wordt er met transformaties omgegaan;
  • Hoe flexibel is het gebouw;
  • De herbruikbaarheid van onderdelen uit het gebouw;
  • Mogelijkheid waardebehoud door optimalisatie van gebouwfuncties.

Belangrijk hierbij is welke van deze kenmerken zijn relevant om te meten, vast te leggen en bij te houden gedurende het bestaan en gebruik van het gebouw? Belangrijke vragen hierbij zijn:

Waar staan we nu en hoe kan de circulariteit nog verbeterd kan worden?                                                                                                                Hoe kun je als beheerder gebouwen op een rendabele en praktische manier duurzaam en toekomstbestendig maken?

Hoe is het beheer en onderhoud geregeld

In welke mate kun je als beheerder een zo circulair mogelijk beheer en onderhoudsplan realiseren? Niet alleen het verlagen van het energieverbruik in gebouwen is hierbij heel belangrijk, maar ook het grondstoffenverbruik. Welke zaken kun je hierbij van je leveranciers eisen. Ga bijvoorbeeld met leveranciers in gesprek om gebruik en verbruik van grondstoffen zichtbaar te maken. Circulaire economie gaat vaak over diensten afnemen in plaats van producten.

 

Hoe flexibel is het gebouw

Creëer voor jezelf een overzicht in de aanpasbaarheid van het gebouw. Is het gebouw geschikt voor andere doeleinden indien de markt verandert? Zijn er andere functies en behoeften waarin het gebouw kan voorzien? Flexibiliteit van installaties is daarbij ook belangrijk.

 

De herbruikbaarheid van onderdelen uit het gebouw

Bepaal welke onderdelen van het gebouw hergebruikt kunnen worden. Indien een onderdeel van het gebouw in een andere omgeving hergebruikt kan worden, bespaar je grondstoffen. In welke mate kan het gebouw gerecycled worden?

 

Hoe wordt er met transformaties omgegaan

Hoe kun je als organisatie bij transformaties voorkomen dat je materialen gebruikt die niet meer kunnen worden hergebruikt. Welke alternatieve mogelijkheden zijn er voor oplossingen met hernieuwbare grondstoffen?

 

Mogelijkheid waardebehoud door optimalisatie van gebouwfuncties

Grondstoffen kunnen volledig herbruikbaar zijn, maar grondstoffen in een gebouw dat niet wordt gebruikt (bijvoorbeeld vanwege een ongunstige locatie) hebben minder waarde dan wanneer ze zijn toegepast in een gebruikt gebouw. Grondstoffen dienen ingezet te worden daar waar ze het meeste waard zijn. Hoe kunnen de gebouwen optimaal worden gebruikt?

 

Koers is gespecialiseerd in beheer en onderhoud

 

 

 

 

Gasmonteurs opgeleid voor werken met waterstof

Binnenkort gaat in het Gelderse Lochem een pilot met waterstof van start. Het is voor het eerst dat in bestaande, bewoonde woningen waterstof via het aardgasnet naar de woningen wordt gebracht. Mede daarom leidde netbeheerder Liander monteurs op om vakkundig en veilig met waterstof aan de slag te kunnen gaan.

De eerste gasmonteurs van netbeheerder Liander zijn afgelopen maand geslaagd voor het examen om te mogen werken met waterstof. Hiermee is een belangrijke stap gezet voor een pilot die binnenkort van start gaat in Lochem. Daar wordt vanaf oktober een deel van de woningen in de wijk Berkeloord verwarmd met waterstof. De opleiding en het examen zijn verzorgd door Kiwa, dat gespecialiseerd is in testen, inspecteren, certificeren en trainen.

Alternatief

In de energietransitie kan waterstof een belangrijke rol gaan spelen. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat in 2050 zeven miljoen woningen en één miljoen gebouwen van het aardgas af zijn gegaan. Waterstof is één van de alternatieven voor aardgas om gebouwen en woningen te verwarmen. Vooral voor woningen die moeilijk te isoleren zijn en waarvoor elektrische warmtepompen geen oplossing biedt, is waterstof hét alternatief. Dat geldt ook voor wijken waar geen warmtenet kan worden aangelegd. Een bijkomend voordeel is dat het transport van waterstof naar woningen prima lukt via de bestaande gasleidingen die al in de grond liggen.

Waterstofnet

De monteurs van Liander werken dagelijks aan het onderhoud van het elektriciteits- en gasnet van deze netbeheerder. Nu er steeds meer partijen pilots doen om te onderzoeken hoe waterstof kan worden toegepast als alternatieve energiedrager, moeten monteurs daar ook op worden voorbereid. In Apeldoorn opende Alliander – het moederbedrijf van Liander – vorig jaar samen met Kiwa het waterstofhuis. Dit is een demonstratie- en opleidingslocatie waar monteurs van netbeheerders en installateurs worden opgeleid voor het werken met waterstof. Afgelopen tijd hebben 25 monteurs van Liander de opleiding gevolgd. De eerste groep is inmiddels voor hun examen geslaagd. De overige deelnemers ronden hun opleiding in de komende weken af.

Elbert Huijzer, waterstofexpert bij Liander: “Het is een nieuwe stap voor onze mensen en een stap die belangrijk is voor de energietransitie. Ons energielandschap wordt diverser. Er komen meer en verschillende energiebronnen in het energiesysteem. Daar zijn veel mensen voor nodig, onder wie onze eigen monteurs. Zij maken de verandering van het energiesysteem nu ook zelf mee.”

Veiligheid

Het werken met waterstof lijkt in eerste instantie veel op het werk dat de monteurs dagelijks uitvoeren aan het aardgasnet. Ondanks dat het net bestaat uit dezelfde onderdelen, vraagt het werken met waterstof om andere en extra handelingen. Veilig werken is net als bij het werk aan het gas- en elektriciteitsnet het belangrijkste onderdeel in deze opleiding.

Gasmonteurs opgeleid voor werken met waterstof

Naast veiligheid en het werken aan de leidingen, worden de deelnemers ook getraind om het werken met waterstof in stressvolle situaties te kunnen uitvoeren. Monteurs moeten dan blindelings kunnen vertrouwen op hun kennis.

Pilot Lochem

In oktober start in Lochem een pilot met elf woningen die overgaan van aardgas op waterstof. Het is de eerste keer in Nederland dat bestaande, bewoonde woningen verwarmd worden met waterstof dat via het al bestaande aardgasnet naar de woningen wordt gebracht.

In de woningen zelf wordt de bestaande cv-ketel vervangen door een ketel die geschikt is voor waterstof. De pilot, die drie jaar duurt, moet aantonen dat waterstof een volwaardig alternatief is voor een deel van de woningen die nu nog met aardgas worden verwarmd. Daarnaast is de proef bedoeld om meer kennis op te doen over de techniek en het onderhoud van de installaties en leidingen.

Bekijk ook de impressie van de opleiding die de gasmonteurs van Liander hebben gevolgd:

 

Nieuwe norm verruimt mogelijkheden voor propaan in airco’s en warmtepompen

De toepassing van propaan als HFK-alternatief in airco’s en warmtepompen stuit op regelgeving.  De norm die bepaalt dat voor dit koudemiddel in verband met ontvlambaarheid een beperkte vullimiet geldt, is onlangs echter gewijzigd. Dit heeft ingrijpende gevolgen.

De vernieuwde versie van de IEC-norm 60335-2-40 die onlangs werd goedgekeurd door de International Electrotechnical Commission (IEC) staat hogere vullimieten toe bij toepassing van ontvlambaar koudemiddel in onder andere split-warmtepompen en -airconditioners. In de norm is vastgelegd dat de vullimiet afhankelijk is van de omvang van de opstelruimte (in m³) en de opstel/ophanghoogte van de unit. Door een gewijzigde rekenmethode leidt die combinatie tot een hogere limiet, mits er veiligheidsmaatregelen zijn doorgevoerd.

Rekenvoorbeeld propaanairco

Volgens de oude norm zou een propaanairco-unit in een ruimte van 20 m² en een plafondhoogte van 2,2 meter 334 gram propaan mogen bevatten, wat te weinig is om de installatie efficiënt te laten werken. Als de unit als veiligheidsmaatregel ‘beter hermetisch gesloten’ is, mag hij onder de nieuwe regels worden gevuld met 585 gram propaan, wat wel voldoende is.

Voorstel voor aanscherping F-gassenverordening

Algemeen geldt dat de maximaal mogelijke propaanvulling volgens de vernieuwde norm 988 gram is (in ruimten groter dan 23 m²). Daarmee maakt de nieuwe versie van de IEC 60335-2-40 het in veel meer situaties mogelijk om propaan als koudemiddel in te zetten. Daarmee sluit de norm op voorhand aan bij een plan van de Europese Commissie om de F-gassenregelgeving verder aan te scherpen. Als het Commissievoorstel wordt omgezet in regelgeving, mogen de ‘traditionele airco- en warmtepomp-koudemiddelen’ R410A en R32 op termijn niet meer worden ingezet voor splitsystemen.

Bron: koudeenluchtbehandeling.nl