NEN 3140 keuring, ook voor uw vastgoed?

NEN 3140 keuring

Polissen van verzekeraars worden met regelmaat onderworpen aan een update. Helaas belandt belangrijke informatie niet zelden in de kleine lettertjes. Neem het voldoen aan de NEN 3140 keuring, want periodieke inspectie aan laagspanningsinstallaties voorkomt naast discussie over de dekking bij schade vooral ook risico voor mens en vastgoed. We spreken Ronald Brik, eigenaar van BJH Safety Services.

 

“Het gebeurt vaak dat wandcontactdozen worden overbelast door verlengblokken waar magnetrons en andere energievreters op zijn aangesloten.”

 

Veilig vastgoed

“Als vastgoedeigenaar bent u verplicht te zorgen voor een veilige situatie voor uw huurders en gasten. Periodieke inspectie van installaties is daarom ongelooflijk belangrijk. Door beschadigingen en veroudering tijdig aan het licht te brengen en te verhelpen, kunnen we risico’s voorkomen. De NEN 3140 keuring is speciaal voor bestaande installaties in het leven geroepen. De frequentie van de inspectie is afhankelijk van een aantal factoren waaronder gebruik, omvang en ouderdom van de installatie en kan uiteenlopen van eens per jaar tot eens per vijf jaar.”

Bewustwording

“Tijdens de keuring wordt de installatie geïnspecteerd om beschadigingen, overbelasting en onjuist gebruik vast te stellen. Naast een visuele inspectie van de installatie vindt onder meer een groot aantal metingen, tests van aardlekschakelaars en een thermische controle van overbelasting in meterkasten plaats. Wat we zoal tegenkomen? Dat is heel divers. Van kapotte aardlekschakelaars tot overbelasting van warmtepunten en andere levensbedreigende gebreken. Tijdens de keuring meten we overigens niet alleen de meterkast volledig door, we doen ook een visuele controle in het pand. Het gebeurt vaak dat wandcontactdozen worden overbelast door verlengblokken waar magnetrons en andere energievreters op zijn aangesloten. We maken gebruikers bewust en zorgen voor een functionele en veilige oplossing voor de gebruikerswensen. Een ander onderdeel van de NEN 3140 is de controle van arbeidsmiddelen. Dat zijn -simpel gezegd- alle apparaten waar een stekker aan zit. We keuren deze middelen op onder meer lekstromen om onveilige situaties volledig uit te sluiten.”

Wilt u meer informatie over de NEN 3140 keuring? Kijk even op BJH Installatietechniek

 

 

AI en war-on-talent zorgen voor een transitie in de kantorenmarkt

Vastgoed maakt niet alleen een gigantische mechanische transitie door, maar ook een sociale. De trend is dat er bij het ontwikkelen van nieuwe kantoren en werkplekken -mede door corona, technologie, klimaatverandering, war on talent en AI- steeds vaker en beter gekeken wordt naar de sociale wetenschap. Reden genoeg voor de vastgoedwereld om de waarde van een goed kantoor te herdefiniëren. Een hele interessante tijd om op wetenschappelijk niveau met de nieuwe werkplek bezig te zijn. Omdat veel organisaties nog steeds de verkeerde vragen stellen, praten we met Sophie Schuller en Valerie Schumacher van Cushman & Wakefield.

Sophie is vastgoedspecialist en neuropsychologisch onderzoeker in het Occupier Strategy-team van Cushman & Wakefield in Nederland. Al meer dan achttien jaar begeleidt ze (internationale) corporates met strategisch advies en grote veranderprogramma’s. Valerie is werkplekstrateeg in het Total Workplace team van Cushman & Wakefield. De twee experts helpen organisaties om onderbouwde en vooral mensgerichte keuzes te maken bij strategische huisvestingsvraagstukken. Dus niet meer beginnen met de vraag Hoe krijg ik mijn werknemers terug naar kantoor, maar Waarom wil ik mijn werknemers terug naar kantoor?

Vanuit het perspectief van de organisatiestructuur is dit een van de eerste keren dat IT, vastgoed en HR moeten samenwerken. Je kunt IT en vastgoed niet meer scheiden. Naar de werkomgeving is altijd veel onderzoek gedaan, maar de laatste jaren is er veel meer wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat de beleving van een plek een enorme impact heeft op gezondheid, welzijn, productiviteit en het aantrekken van talent. Cushman & Wakefield gaat verder dan de theorie. Getuige Helix, een van de meest vooruitstrevende kantoren van Nederland. Voor Sophie en Valerie is Helix een living lab en zijn hun collega’s geweldige proefkonijnen. In dit interview praten we over hun eerste bevindingen.

Living lab Helix

Helix is een duurzaam kantoorgebouw waarin beweging, ontmoeting en verbinding centraal staan. Sophie: ‘We doen onderzoek naar vier belangrijke pijlers: menselijke gezondheid en welzijn, verbinding en prestaties, technologie en slimme gebouwomgevingen en ESG. Hierbij staat het gebruik van objectieve gegevens centraal. De meeste onderzoeken op dit gebied komen van oudsher uit de sociale wetenschap. En dat is echt enquêteren, vragen stellen dus. Natuurlijk is het enorm waardevol om mensen te vragen wat ze denken, maar als neurofysioloog weet ik dat wat mensen over zichzelf weten zeer beperkt is. De ervaring van werken op kantoor op maandag is meestal radicaal anders dan op vrijdag. We richten ons daarom echt op die objectieve dataset.’

Feiten zijn de basis

‘We zijn in staat om in een kantooromgeving via een draagbaar apparaat de hartslagvariabiliteit te meten. Ik kan de temperatuur met één graad verhogen en real time op een zeer specifieke tijd-ruimtelijke frequentie zien welke invloed deze verhoging heeft op mijn hartslagvariabiliteit. Ik kan vervolgens ook de impact meten die dat op de productiviteit heeft. In termen van e-mail of laptopgebaseerde activiteit, kan ik de impact meten op de manier waarop je samenwerkt en communiceert. Er is nu zelfs technologie die met een hoge mate van nauwkeurigheid aan de hand van hoe hard je typt en hoe je de muis gebruikt stress kan vaststellen. Deze objectieve gegevens combineren we met kwalitatieve gegevens en dat geeft ons een veel rijker beeld.’

Hybride werken

Er wordt bij Cushman ook specifiek gekeken naar de manier waarop mensen communiceren en samenwerken wanneer ze vanuit huis werken. Tijdens de lockdownperiode heeft de organisatie dan ook veel geleerd. ‘Bij terugkeer naar kantoor hebben we gekeken naar de veranderingen en het verschil in hoe mensen communiceren en samenwerken. Een aantal interessante bevindingen die we hebben opgedaan, is dat mensen die thuis werken de neiging hebben om in zeer hiërarchische structuren te acteren. Als we fysiek samenwerken, zijn we veel meer verbonden. Dan heb ik in de wandelgangen en de kantine namelijk ook contact met iemand van administratie of HR. De organisatorische infrastructuur wordt veel platter en onze netwerken dichter. Dat betekent dat informatie sneller stroomt en innovatie meer voor de hand ligt. Uit onderzoek blijkt dat hoe meer je het gevoel hebt dat je bij de organisatie hoort, hoe invloedrijker je bent. Maar dat hoeft natuurlijk niet te betekenen dat je vijf dagen per week fysiek op dezelfde locatie moet werken.’

Het kantoor is nooit af

‘Het ideale kantoor bestaat niet. We richten ons daarom niet op het einddoel, maar op het proces. En dat proces moet continu voor verbetering zorgen. Als je als huurder op zoek gaat naar een nieuw gebouw, dan kun je ervan uitgaan dat een periode van drie jaar nodig is, vanaf het eerste idee tot de verhuizing. Van de mensen die in je organisatie werken, kun je ervan uitgaan dat tegen die tijd 50% een andere baan heeft. Dus als ik de mensen die nu voor me werken ondervraag voor een gebouw dat ik over drie jaar nodig heb, is dat eigenlijk zinloos.’ Valerie vult aan: ‘Ik denk dat het enige einddoel flexibiliteit is. Hoe kunnen we die flexibiliteit inbrengen en ervoor zorgen dat het kantoor over vijf jaar net zo relevant is als nu? In Helix zien we nu een toename van teams uit andere locaties. Dit hadden we niet verwacht, maar door de vele overloopruimtes, sociale harten en flexibele ruimtes zien we dat het eigenlijk nog steeds voor ons werkt.’

‘Het flexibel inrichten van je kantoor kun je op twee manieren doen. De eerste manier is dat je het meubilair voortdurend verandert. De tweede manier is via de ervaring van de hostess. Een hostess kijkt voortdurend naar hoe de ruimte wordt gebruikt en niet naar wat er wordt gebruikt. We richten ons veel meer op gedifferentieerde ervaringen. Dus als het café niet werkt, laten we het café niet opnieuw inrichten, maar kijken naar gerelateerde mogelijkheden. Misschien werkt een sapbar wel? Dit lijkt een dure hobby, maar wij zijn ervan overtuigd dat organisaties dit middels een lager personeelsverloop terugverdienen.’ Sophie bekrachtigt: ‘Veel van onze klanten hebben een personeelsverloop van 30% tot 50%. Dat betekent dat ze elke twee jaar een gloednieuw team hebben. Dát is pas duur! Als je dat met 20 tot 30% kunt verminderen, is dat een exorbitante besparing. We zijn nu aan het onderzoeken of hybride werken van invloed is op de omzet, het personeelsverloop, het aantal ziektedagen en de tijd die iemand nodig heeft om van junior naar senior te groeien. Binnenkort kunnen we de kosten van een goed kantoor en werkstrategie naast de opbrengsten van een goed kantoor leggen.’

Te weinig aandacht voor bewegen, rust en kunst

‘Er zijn drie aandachtspunten die vaak onderbelicht zijn bij het ontwikkelen van goede werkplekken.

Beweging

Het oude kantoor is te comfortabel. Deze kantoren zijn ontworpen om aan je bureau te gaan zitten en daar zo lang mogelijk te blijven. In Edge hebben ze daarom een loopkamer waar de hele vloer beweegt. Er is maar één koffiebar zodat iedereen in beweging moet komen.

Rust

Er zijn in kantoren te weinig ruimtes om uit te rusten. In Helix hebben we verschillende soorten stoelen gebruikt waarin je stress kunt verminderen en zijn bijvoorbeeld alle scheidingswanden bedekt met planten. We weten uit onderzoek dat als je uitkijkt over een natuurlijk uitzicht, je je cognitieve vermogen aanzienlijk verbetert. Slimmer creatief problemen oplossen, beter geheugen.

Kunst

Kunst bepaalt je stemming. Als je een traditioneel en saai kantoor binnenkomt, heeft dat invloed op je gevoel. In Helix zijn er veel rare hoekjes. Vanuit academische literatuur weten we dat je veerkrachtiger en opgewekter bent als je in creatieve omgeving bevindt.’

Circulair renoveren? Begin met de snelste cyclus: het interieur van het gebouw

Bron: Arcadis Nederland

Vind jij het als gebouweigenaar ook lastig om bestaande gebouwen circulair te renoveren? Waar moet je eigenlijk beginnen? Circulariteit begint pas als de levensduur van een bepaald gebouwonderdeel ten einde is. Arcadis stelt daarom voor: begin klein en kijk naar de kortste termijn. Start bij het interieur. Volgens het Stewart Brand-model hebben ‘space plan’ en ‘stuff’ de kortste levensduur en dus ook de snelste cyclus. Als je circulariteit in de vingers krijgt in deze relatief snelle cyclus, kunnen we de geleerde lessen later vertalen naar de lagen met een langere levensduur.

De volgende vier methodes helpen bij het circulair maken van het interieur van een gebouw:

1. Hergebruik

Hergebruik of recycling is een bekend concept. Er zijn vele mogelijkheden om afgedankte grondstoffen en materialen te verwerken in een nieuw product. Soms is het vorige product niet meer te herkennen. Zo maakt Interface tapijttegels waarvoor als grondstof het nylon uit afgedankte visnetten wordt gebruikt. Deze tegels liggen op de vloer van het Arcadis-kantoor in Amersfoort. In andere gevallen is het product wel herkenbaar. Zo maakt NS mooie producten van oude treintijdborden en ‘treinpoefs’ van oude stoelbekleding.

2. Leasing

Leasen is een concept dat in steeds meer branches terugkomt. We kennen het natuurlijk van autolease, maar dit concept leent zich ook voor allerlei diensten of producten. Zo zijn er bedrijven die meubilair voor kantoren verhuren, maar denk ook aan bijvoorbeeld ICT-producten.

Een mooie term die rondom leasen gebruikt wordt is ‘product-as-a-service’. Niet het product wordt gekocht, maar de dienst. Hierin zitten dan de services die normaal bij de verantwoordelijkheid van de eigenaar zijn, zoals beheer en onderhoud en de vervanging van kapotte onderdelen. Bij lease komen het product, materialen en grondstoffen elke keer terug bij de leverancier, die de kennis en expertise heeft over het specifieke product. Op die manier wordt afval en daarmee de uitstromende materialen beperkt en de waarde van de producten en materialen verlengd.

Tip: Voor sommige organisaties is de aankoop van producten voordeliger dan leaseconstructies, doordat zij voor de lage leningspercentages financiering kunnen krijgen. Kies dan voor terugkoopgaranties, waarbij het product aan het einde van de gebruikslevensduur (vaak kosteloos) opgehaald wordt door de leverancier (met een mogelijk restbedrag).

3. Refurbishen

Een andere manier om interieur circulair te maken is een gebouw inrichten met refurbished producten. Ook deze term kennen we uit een andere sector: een refurbished telefoon kopen is helemaal van deze tijd. Het idee is simpel: een product dat door de vorige eigenaar is afgeschreven wordt gekocht, opgeknapt en zo nieuw leven ingeblazen en verkocht aan dezelfde of een andere klant. Je koopt daarmee een product met (bijna) nieuwwaarde. Het refurbishen van producten verlengt de levenscyclus van materialen. Refurbishen kent een klassiek financieel model. Na aankoop is de consument eigenaar en verantwoordelijk voor de rest van de cyclus van het product.

4. Vergelijkingstool INSIDE/INSIDE

INSIDE/INSIDE is een online platform waar je duurzaamheid, circulariteit én gezondheid van producten en materialen objectief inzichtelijk kan maken. Het helpt bewust duurzame keuzes te maken voor het interieur van een gebouw. De tool gebruikt twee indicatoren: de milieukostenindicator en de materiaal-circulariteitsindex. Deze worden in beeld gebracht door een Levens Cyclus Analyse. Het mooie is dat dit meetinstrument ook ingezet kan worden tijdens aanbestedingen en certificeringen en zo dus echt een handvat biedt voor zowel opdrachtgever als opdrachtnemer. Bekijk het webinar over INSIDE/INSIDE terug.

Meer weten over circulariteit in de bouwsector? Volg dan de hashtag #CircuLeren via Linkedin. www.deweekvandecirculaireeconomie.nl

‘Het zou ideaal zijn als we de Europese bewijslast straks met BREEAM-NL kunnen afdekken’

Europa heeft nieuwe groene regels waar ook Nederlandse bedrijven aan moeten voldoen. Deze raken het duurzaam bouwen. DGBC maakte al een vergelijking tussen de EU taxonomie en BREEAM-NL: ze kennen overlap, maar ook verschillen. ‘Het zou mooi en efficiënt zijn als Bouwinvest straks met BREEAM-NL kan aantonen dat een gebouw voldoet aan de taxonomie’, zegt Micha Reusen van Bouwinvest

Reusen, Head of Sustainability & Innovation bij Bouwinvest Real Estate Investors, is lid van de Werkgroep EU Taxonomie en voerde met andere vastgoedinvesteerders en adviseurs gesprekken over hoe om te gaan met de groene spelregels uit Europa. Die stellen eisen aan investeringen, om het etiket duurzaam te krijgen. Het gaat hierbij, voorlopig, alleen om duurzaamheid op het gebied van milieu. ‘Voor de uitwerking van de sociale kant moeten we nog even geduld hebben, deze blijkt lastiger te liggen binnen Europa’, zegt Reusen. Dat terwijl voor Bouwinvest, met vooral pensioenfondsen als klant, naast milieu ook de sociale duurzaamheid een prominente rol speelt bij investeringen.

Inzicht

De groene spelregels uit Europa helpen snel inzicht te krijgen in de mate waarin investeringen bijdragen aan een beter milieu. Het is niet alleen handig: het wordt voor steeds meer bedrijven een wettelijke plicht om hierover te rapporteren. ‘Voor de bijdrage aan sociale doelen komt de taxonomie dus later. Deze is lastiger eenduidig te maken en we zien verschillen tussen landen. Want een betaalbare huur, bijvoorbeeld, is in Nederland anders dan in Duitsland’, legt Reusen uit.

Op dit moment dekt BREEAM-NL niet de volledige vereisten vanuit de EU Taxonomie. ‘Voor ons zou het ideaal zijn als we de bewijslast die moet worden geleverd voor Europa straks met BREEAM-NL kunnen afdekken. Dan hebben we één proces en een onafhankelijke expert die alles toetst. Dat is efficiënter dan nu een deel via BREEAM-NL doen en daarnaast aanvullende bewijslast verzamelen voor de overige eisen uit de Taxonomie’, legt Reusen uit.

Lees het hele interview met Micha Reusen in BREEAM-NL Magazine 2022

 

Paul de Ruiter Architects over het Unilver Foods Innovation Center HIVE

Als er ergens aan kop wordt gelopen op het gebied van duurzaamheid, is het in Wageningen. Het energieneutrale Unilever Foods Innovation Center HIVE is met een BREEAM-NL Outstanding certificering het meest duurzame multifunctionele gebouw ter wereld. HIVE is het resultaat van de integrale design & build-samenwerking tussen Paul de Ruiter Architects, Dura Vermeer en DWA. Het energieneutrale gebouw herbergt kantoren, diverse laboratoria, testkeukens en een minifabriek waarin nieuwe producten op kleine schaal worden ontwikkeld en getest. We spreken de architect van het gebouw: Paul de Ruiter.

‘Iedereen doet zijn best om duurzaam te zijn. En iedereen heeft een eigen visie op duurzaamheid. Daarom gaan wij voor BREEAM. Met dit instrument is duurzaamheid van bouwwerken écht meetbaar.’

Interactie tussen Unilever en de universiteit

‘Het sleutelwoord is innovatie. In dit gebouw is men dagelijks bezig ons voedsel op een zo duurzaam mogelijke manier op ons bord te krijgen. En daar is onderzoek voor nodig,’ vertelt De Ruiter. ‘Het is dan ook geen toeval dat HIVE op de campus van WUR -Wageningen University & Research- is gerealiseerd. De transparante vormgeving en de strategische centrale ligging van het gebouw op Wageningen campus zorgen voor optimale interactie tussen Unilever en diverse externe partijen. Deze kruisbestuiving wordt ook gefaciliteerd doordat een groot deel van het gebouw publiek toegankelijk is. Zo geeft de komst van het Foods Innovation Centre een extra impuls aan de ambitie van Wageningen om het wereldwijde kennishart van Food en Life Sciences te worden.’

 

Open en verbindend

Daar waar je bij de meeste bedrijfsgebouwen na binnenkomst direct op de receptie afstevent, vind je bij Unilever een uitnodigende bar. In de zes meter hoge publieke hal staan openheid, transparantie en food-beleving centraal. Iedere bezoeker is welkom voor een kop thee of een gezonde lunch met direct zicht op de Pilot Plant, de minifabriek van Unilever. Normaliter blijft een recept het geheim van de chef. Niet in Pilot Plant. Innoveren is delen, weten ze bij Unilever, dus studenten en experts zijn welkom in het gebouw. ‘Unilever wil zich openstellen, wil verbinden. En het ontwerp faciliteert deze gedachte. Neem de centrale trap in het atrium, daar ontmoeten mensen vanuit diverse disciplines elkaar. In dit gebouw worden afdelingen niet strikt gescheiden, op de marketingafdeling weten ze waar productie mee bezig is en vice versa.

De definitie van duurzaam

‘Iedereen doet zijn best om duurzaam te zijn. En iedereen heeft een eigen visie op duurzaamheid. Daarom gaan wij voor BREEAM. Met dit instrument is duurzaamheid van bouwwerken écht meetbaar. Bovendien is het ook internationaal goed uit te leggen. Roepen dat je duurzaam bouwt, is zonder bewijs niet zoveel waard. Het maximaal haalbare niveau binnen BREEAM is Outstanding. Dit niveau behaal je door op alle thema’s bewijs van duurzame oplossingen te leveren. Ja, natuurlijk zijn we trots op dit certificaat. Als men over duurzaamheid spreekt, hoor je standaard de termen circulariteit en energiebesparing voorbijkomen. Maar duurzaamheid gaat wat ons betreft primair over dat mensen in een gebouw gelukkig en gezond zijn. Daar is frisse lucht voor nodig, samen met beweging en -heel belangrijk- een goede akoestiek. Dat realiseer je door zo slim mogelijk te bouwen. Met de juiste materialen en een zo klein mogelijke impact.’

Energieneutraal

‘Energieneutraliteit is een hele opgave voor een enorm gebouw als HIVE. Dit hebben we onder meer gerealiseerd met de toepassing van 1.550 zonnepanelen op het dak maar ook zijn de zonnecellen geïntegreerd met het glazen dak. De compacte bouwvorm zorgt voor beperking van energieverliezen. Daarnaast hebben we diverse technieken toegepast om het gebouw zo energie-efficiënt mogelijk te laten functioneren. Een voorbeeld is thermografische aanwezigheidsdetectie. Wordt er geen bezetting gemeten? Dan gaat het licht uit. En ook de hoge isolatiewaarden in zowel het glas, de dichte gevels als de vloer zorgen voor een laag energiegebruik en hoog comfort. Met aandacht voor daglicht, uitzicht op groen, luchtkwaliteit, akoestiek en ergonomie draagt het gebouw bij aan de gezondheid en het welzijn van de gebruikers.’ ‘Het was een flinke uitdaging om alle ambities en eisen met zo min mogelijk geld te realiseren. Slim samenwerken is de basis. En slim omgaan met materialen is stap twee. Dat betekent: niet teveel materialen gebruiken en vooral de juiste materialen toepassen. We hebben bijvoorbeeld gekozen voor een houten constructie.

‘Duurzaamheid gaat wat ons betreft primair over dat mensen in een gebouw gelukkig en gezond zijn. Daar is frisse lucht voor nodig, samen met beweging en -heel belangrijk- een goede akoestiek. Dat realiseer je door zo slim mogelijk te bouwen. Met de juiste materialen en een zo klein mogelijke impact.’

Natuurlijk hebben we ook beton toegepast, maar dan wel zo min mogelijk en gemaakt van gerecyclede grondstoffen. Om het niveau Outstanding te halen, moet je innovatie toepassen. Een van de innovaties is de genoemde thermografische sensoring. Een tweede voorbeeld is de ionisatie van het binnenklimaat. Deze ionisatie zorgt voor een zeer zuivere lucht. Een mooie bijkomstigheid van deze innovatie is dat HIVE hiermee Coronaproof is gemaakt.’

Verbeteringen in de toekomst

‘Ja, het is mogelijk om tijdens de levensduur van het pand verbeteringen toe te passen. En die komen er ook vast. Ik denk wel dat we deze verbeteringen waarschijnlijk met name op installatieniveau vinden. Gemiddeld genomen houden installaties het zo’n vijftien jaar vol. Tegen die tijd zijn er zonder twijfel weer slimmere producten die HIVE naar een nóg hoger plan trekken.’ De Ruiter vertelt afsluitend: ‘De synergie tussen een bedrijf als Unilever en de universiteit is opmerkelijk en heel positief. En noodzakelijk bovendien. Want het voedselprobleem lossen we alleen met samenwerkingen op. Bijzonder dat wij daar aan hebben mogen bijdragen.’n

Paul de Ruiter studeerde in 1990 af aan de Technische Universiteit in Delft. In zijn PhD-onderzoek stelt hij dat gebouwen energie moeten produceren in plaats van dat ze energie consumeren. Voordat hij zijn eigen kantoor in Amsterdam startte in 1994, werkte hij voor toonaangevende architectenbureaus in Canada, Australië en Nederland. Paul de Ruiter is inmiddels een architect, ondernemer, innovator en inspirator bekend om zijn duurzame, game changing architectuur. Hij draagt bij aan de nationale en internationale discussie rondom duurzaamheid, CO2 -neutraal ontwerpen en certificeringsmethoden voor gebouwen.

CBRE: Nederlandse kantoren naderen belangrijk klimaatstation

Afgelopen week publiceerde CBRE het onderzoeksrapport ‘Nederlandse kantoren naderen belangrijk klimaatstation’, waarbij is onderzocht hoe het landelijk én per stad zit met de energielabel-C verplichting. Landelijk gezien voldoet ruim 58% van de voorraad aan de labelverplichting, maar de verschillen tussen de Randstad en de rest van het land zijn groot. Het merendeel van de gemeenten houdt er een coulante handhaving op na, alhoewel dit per gemeente kan verschillen.

Belangrijker, verandering zou niet door wetgeving of handhaving moeten komen, maar vanuit de markt. Deze regelgeving is een horde naar een veel groter doel: Paris-proof in 2050. Gebouwgebonden CO₂-uitstoot en energieverbruik zijn daarbij belangrijkere graadmeters dan de huidige energielabels.

Gebouweigenaren kunnen het heft in eigen handen nemen door een roadmap met de natuurlijke renovatiemomenten tot 2050 op te stellen en die te koppelen aan verduurzaming in plaats van horde voor horde te nemen.

Amsterdam

Inmiddels voldoen zowat alle grotere kantoorruimtes (> 10.000 m²) in Amsterdam aan de energielabel C-verplichting. Gebouwen die tot voor kort nog niet voldeden, worden nu – of zijn onlangs – grootschalig gerenoveerd. Voor het deel van de voorraad dat nu niet voldoet (ruim 810.000 m²), geldt voor 135.000  m² een ander toekomstplan. Deze kantoorruimte wordt in de komende periode óf getransformeerd óf grootschalig gerenoveerd. Voor meer dan 15% van de niet-duurzame voorraad is dus al een oplossing gevonden voordat er nieuwe wetgeving intreedt.

Rotterdam

Hoewel Rotterdam een relatief verouderd kantoorbestand heeft, presteert de havenstad bovenmatig goed met oog op de nadere energielabelverplichting. Verreweg het merendeel (84%) van de totale voorraad voldoet nu al aan de C-criteria en 53% van de voorraad heeft zelfs een A-label of beter – overigens wel een handje geholpen door stadsverwarming.

Den Haag

Bijna 86% van de voorraad is klaar voor nieuwe wetgeving, inclusief een flinke voorraad kantoren zonder C-label-verplichting vanwege een monumentale status (16%). Zo’n 9% heeft nu een D-label of slechter, terwijl ca. 5% überhaupt geen geldig label heeft. De trek naar het central business district, in combinatie met een zeer smalle ontwikkelpijplijn, maakt grootschalige moderne kantoorruimte behoorlijk schaars. Met een leegstandsniveau van minder dan 4% (onder het frictieniveau) heeft Den Haag amper ‘schuifruimte’. Ingrijpende renovaties zijn uitdagend, want tijdelijke huisvesting die aan de eisen voldoet en met een goede ov-bereikbaarheid is moeilijk te vinden.

Utrecht

Van de 25 gemeenten met de grootste kantorenvoorraad, is Utrecht de duurzaamheidskoploper. Ruim 93% van de kantoren is er klaar voor nieuwe wetgeving en bijna 64% heeft zelfs een A-label, of beter. Slechts 3,6% moet het met een ‘D’ of lager stellen, en 3% heeft op dit moment nog helemaal geen energielabel.

Eindhoven

Eindhoven is een middenmoter in de verduurzaming van de kantorenmarkt. Afgezet tegen het totale aantal beschikbare vierkante kantoormeters, staat de ‘lichtstad’ op plek 13 in de nationale top 25. Bijna 81% van de voorraad voldoet aan label-C en is dus klaar voor de nieuwe wetgeving. 48% hiervan heeft zelfs een A-label, of beter. Daar staat wel een flink aandeel tegenover met een D-label, of slechter (ruim 13%). Bijna 6% van de voorraad heeft helemaal geen geldig energielabel.

Zwolle

De Zwolse kantorenmarkt zit onder in de middenmoot als het gaat om de label C-verplichting. Van de 25 grootste kantorensteden staat Zwolle op plek 15. Op dit moment voldoet 12,2% van het kantoorvolume niet aan de verplichting, en voor nog eens 9,3% is dit onzeker. Dit betekent dat bijna een kwart van de kantoormeters momenteel de wettelijke norm niet zal halen en vanaf 2023 mogelijk sluiting riskeert.

 

Klik hier om het volledige rapport te lezen.

Hoe is de akoestiek op jouw kantoor? Meten is weten!

Geluidsoverlast komt veel voor in Nederland. Veel werkplekken in Nederland voldoen niet aan de geluidsnorm. Mensen hebben vaak niet door hoe slecht de akoestiek is, omdat ze eraan gewend zijn geraakt. Daarom merk je het vaak niet, maar het heeft wel (fysieke) klachten tot gevolg. Om die reden kan het verstandig zijn om een akoestische meting uit te laten voeren.

 

Akoestiek is overal

Veel mensen denken bij “akoestiek” vaak aan een concertgebouw of een opnamestudio. Maar het is veel meer dan dat. Iedereen heeft er dagelijks mee te maken. Op kantoor, op school, in restaurants, in openbare ruimtes en zelfs ook thuis. Het is natuurlijk prettig dat je elkaar goed kunt verstaan en een ontspannen gesprek kunt voeren. Maar het gaat verder! Goede akoestiek zorgt bijvoorbeeld voor meer productiviteit op kantoor, betere concentratie op school en minder stress op de je werkplek.

 

Kantoortuin is iets anders dan bedrijfskantine

Elke ruimte of situatie heeft zijn specifieke eigenschappen en toepassingen. In een concertzaal gelden andere normen dan in een restaurant. Ook een klaslokaal, een kantoortuin, een callcenter, foyer of een bedrijfskantine hebben ieder hun eigen eigenschappen en normen. Geluidsoverlast komt steeds vaker voor in Nederland. Veel werkplekken in Nederland voldoen niet aan de geluidsnorm door bijvoorbeeld hard stemgeluid en kantoorapparatuur. Door het gebruik van veel harde materialen in de bouw en in het interieur zoals beton en glas wordt dit alleen maar versterkt. Mensen hebben vaak niet door dat het slecht gesteld is met de akoestiek. Vaak merkt men het pas als er iets aan is gedaan! Slechte akoestiek kan stress, uitval, absentie en concentratieproblemen tot gevolg hebben. Het is daarom in veel gevallen verstandig om een akoestische meting te doen.

Vind akoestisch balans met een meting

Een akoestische meting geeft je goed inzicht in de akoestische situatie en helpt bij het vinden van de akoestische balans van iedere ruimte. Hierbij wordt rekening gehouden met de specifieke toepassing van de ruimte. En als je weet hoe het is gesteld met de akoestiek, kun je adequate verbeteringen aanbrengen.

De belangrijkste variabelen die de akoestische beleving in een ruimte bepalen zijn:

  • De nagalmtijd
  • De optredende geluidniveaus

Bij het meten van de akoestiek is het belangrijk om de nagalmtijd te meten. De nagalmtijd hangt nauw samen met het totale oppervlak van het aanwezige geluidsabsorberende materiaal en de akoestische eigenschappen ervan. Maar ook met de manier waarop het materiaal in de ruimte verdeeld is. De optredende geluidsniveaus ten gevolge verse geluidsbronnen (bijvoorbeeld lopende en pratende personen, schuiven van meubilair) zijn primair afhankelijk van de hoeveelheid absorptie.

 

Inzicht na de akoestische meting

Na de akoestische meting heb je de beschikking over de volgende inzichten:

  • Uitleg over akoestische parameters en de gehanteerde streefwaarden
  • Informatie over de uitgevoerde meting en methodiek
  • Beoordeling van de ruimte-akoestiek
  • Advies over mogelijk te treffen voorzieningen

 

Wil jij ook inzicht in de akoestische situatie van jouw werkplek? Neem dan contact op met Akoesta.

 

 

 

Een stapje dichterbij het optimale gebouw

Bron: Duurzaam gebouwd

Parametrisch ontwerpen speelt in steeds meer projecten een rol. Zo ook bij ingenieurs- en adviesbureau Arup. “We zijn ervan overtuigd dat je door de kracht van computers tot betere ontwerpen en, uiteindelijk, betere gebouwen komt”, aldus adviseur Paul Jansen.

Arup zet parametrisch ontwerpen in op drie niveaus: product, gebouw en omgeving. Jansen: “Op product- en gebouwniveau kijken we hoe de vorm van gebouwelementen zodanig geoptimaliseerd wordt dat ze beter gaan presteren. Bijvoorbeeld op basis van omgevingsfactoren, zoals zoninval en winddoorlating. Deze elementen zijn relatief eenvoudig mee te nemen in modellen. Op gebiedsniveau onderzoeken we hoe je tot een stedenbouwkundige massa komt die voldoet aan de wensen van de verschillende stakeholders.”

Jansen schetst een voorbeeld: “Een projectontwikkelaar wilde op een binnenstedelijke locatie 750 woningen kwijt, maar had moeite om het parkeerontwerp daarin te passen. Daarop maakten wij een parametrisch model om verschillende scenario’s te testen. Daaruit bleek dat dit alleen met een parkeergarage werkte. Als je dan kijkt naar wat dit voor de businesscase betekent, dan kunnen we bijvoorbeeld ook een module opbouwen op basis van de residuele grondwaarden. Zo optimaliseer je het hele stedenbouwkundige ontwerp.”

Architect aan het roer

Het proces van parametrisch ontwerpen is in recente jaren een verandering doorgegaan. Het samenstellen van datasets is vervangen door het opzetten van een bepaald algoritme. “Het gaat nu meer om het invoeren van een logica zodat de computer zelf datasets produceert. Samen met de klant bepaal je welke ambities er zijn, waarna je zaken als maximale hoogtes en breedtes bepaalt. En ook op welke footprint er massa’s geproduceerd kunnen worden. Al die legodeeltjes bepalen wij. We stoppen het in de computer en die genereert talloze ontwerpen.”

Afhankelijk van de logica en de vrijheid die de computer krijgt, komen er wel ‘honderden tot duizenden’ opties uit. “Die kunnen we vervolgens analyseren aan de hand van Key Performance Indicators (KPI), zoals bezonning. Wij bepalen dus wat we een acceptabel ontwerp vinden.” Jansen neemt een voorbeeld aan een woningproject in Londen aan de Theems: hoe meer woningen je kunt realiseren met uitzicht op de Theems, hoe hoger de verkoopwaarde. Met parametrisch ontwerpen kun je hiervoor het optimale ontwerp berekenen. “Ook uitzicht op groen of blauw, of op binnenterreinen in verband met de veiligheid van spelende kinderen, zijn zo te berekenen.”

De mate van vrijheid die de ontwerper in dit proces heeft, is nagenoeg eindeloos. Jansen laat aan de hand van diverse visualisaties zien hoe de KPI’s met behulp van schuifjes te beïnvloeden zijn, waarna de computer het aantal geschikte ontwerpen bijstelt op basis van de wensen. “Je ziet meteen welke opties qua bouwmassa’s overblijven”, vertelt Jansen. “Zo kan de architect op basis van de parametrische input uiteindelijk het stedenbouwkundige plan maken, zoals is gebeurd voor het Smakkelaarspark in Utrecht.”

Op het Verbindingsfestival van 30 september geeft Rick Titulaer van Arup een presentatie over parametrisch ontwerpen.

‘Coronacrisis nog weinig invloed op totale facilitaire kosten per m2’

gemiddelde servicekosten per m2

Bron: NFC index

De kosten van de facilitaire dienstverlening blijven vrijwel gelijk op € 487,90 per verhuurbare vierkante meter (vvo) exclusief btw. Het coronajaar 2020 neemt een bijzondere plek in binnen de facilitaire dienstverlening. De kantoren gingen dicht, thuiswerken werd de norm. Echter, de gevolgen voor de index zijn – net als tijdens de financiële crisis – niet direct zichtbaar.

NFC INDEX 2020

Deze laat onderliggend enkele schommelingen zien maar blijft op zijn plaats. Verwachting is dat er de komende jaren een blijvende impact zichtbaar zal worden.

Voor de kosten van Gebouw & Infrastructuur zien we ten opzichte van 2019 een lichte daling. Onderliggend lagere kosten voor Tactisch Management en Werkplekomgeving. Er zijn het afgelopen jaar minder activiteiten op deze posten geweest. De schoonmaakkosten dalen. Overigens wordt deze daling enigzins gecompenseerd door extra inzet voor desinfectie en extra schoonmaak.

De kosten van Mens en Organisatie stijgen. Een stijging is te zien bij het Tactisch Management. De crisis vraagt aandacht voor de contracten met de toeleveranciers. Ook een stijging voor BHV/ARBO/Beveiliging/Milieu. Ook hier toenemende aandacht voor de aspecten die met Corona te maken hebben. De kostensoort Post laat een sterke stijging zien. Verder dalende kosten voor Hospitality. Als verwacht zijn hier de invloeden van het thuiswerken te zien. Sterk dalende kosten voor Restauratief en Banqueting.

De ICT kosten stijgen licht. Het thuiswerken heeft de overgang naar de cloud werkplek versneld waardoor kosten zijn verschoven en meer is geïnvesteerd in werkplekbeheer (hardware en werkpleklicenties). De post Centrale & Gedistribueerde Diensten is gedaald (verschuiving naar Werkplekbeheer, maar ook omdat er minder is geprint). De kosten voor de Telematica en Servicedesk zijn gestegen. De kosten voor trainingen zijn gedaald omdat er meer online trainingen zijn gevolgd.

Strategisch Facility Management en Horizontale functies laten een daling zien. Onderliggend zien we een toename in de kosten voor het Strategisch Facility Management (met name Accountmanagement) en binnen Horizontale functies een stijging in de kosten voor Planning en Control en het Bedrijfsbureau.

2020 IN CIJFERS

NFC Index® Kantoren 2020 = € 487,90 per m² vvo, exclusief btw.
In 2020 bleven de facilitaire kosten vrijwel gelijk aan die van 2019 (een daling van 0,5%). In 2020 is het vloeroppervlak per werkplek (20,01 m² VVO) nagenoeg gelijk aan 2019 (20,09 m² VVO).

COVID 19

Bij de berekening van de NFC Index® Kantoren wordt gebruikt gemaakt van datasets van aangesloten leden. Over het crisisjaar 2020 zien we, ondanks een duidelijke afname van het aantal beschikbare datasets, op de meeste kostensoorten voldoende waarnemingen om een valide index uit te brengen. Toch moeten de kengetallen, vanuit het perspectief van een crisisjaar en een veranderende werkomgeving, met enige voorzichtigheid gebruikt worden.

 

Bereken makkelijk online je servicekosten >>